Spierstelsel

Skeletspieren bestaan uit een dik middendeel en twee smalle uiteinden die via pezen verbonden zijn aan het skelet. 
  Die smalle uiteinden werken als angonisten, dat wil zeggen dat ze een tegenovergestelde werking hebben. De ene spier is voor het buigen van een gewricht en de andere is voor het strekken van het gewricht.
 
 Een spier bestaat uit een pees die uitmond op een  spierbundel, die bundel bestaat weer uit spiervezels met daarin myofibrillen. Zo’n myofibril bestaat weer uit myosine en actine. Myosine en actine worden samen microfilamenten genoemd. 
 
Er zijn twee soorten spiervezels, de rode spiervezel en de witte spiervezel. In de rode spiervezels zitten meer mithochondriën, is dunner en is voor langdurige energieverbruik zoals bij de marathonloper. In de witte spiervezels  is er een toename van de microfilamenten, een samenvattende naam voor actine- en myosinefilamenten, hierbij is dus een explosief veel energie nodig en hoort daardoor bij de sprinter. Rode en witte spiervezels ontstaan door je spiergebruik, vandaar dat er ook verschillen zijn bij verschillende mensen.
 
Om te kunnen bewegen met de spieren, moeten de spieren kunnen samentrekken. Dat samentrekken gebeurd doordat de microfilamenten in elkaar schuiven, daardoor wordt de spiervezel korter en trekken de spieren samen en beweeg  je. 


Spieren zijn natuurlijk heel belangrijk in deze (vecht) sport. Maar stel dat de spieren niet helemaal ontwikkeld zijn, kan de sporter het ook richten op techniek wat ooki belangrijk is. Maar spieren zijn natuurlijk wel belangrijk, maar goed ontwikkelde is niet noodzakelijk.