Ademhalingstelsel

 

Je moet in- en uitademen om je lichaam te voorzien van zuurstof zodat er energie gewonnen kan worden uit suikers. Dat gebeurd d.m.v. dissimilatie , een stofwisselingsreactie.  Onze longen hebben zich aangepast aan de Aarde, dat aanpassen heet assimilatie. Mensen denken vaak dat de longen de beperkende factor is bij lichamelijk inspannen maar dat is dat meestal niet. Hieronder zie je hoe de longen werken.

Lucht gaat via de mond en neus naar binnen of naar buiten. De neus werkt als een filter tegen stof en ziekteverwekkers. Ook werkt de neus als een soort verwarming voor vochtige lucht om de temperatuur binnen je lichaam op pijl te houden. Als de lucht daar langs is gekomen, komt het in de keelholte. Daarna gaat lucht via het strottenhoofd naar de luchtpijp . De luchtpijp vertakt in 2 bronchiën.

Die bronchiën komen uit in de longen en in die longen zitten longzakjes met daarin longblaasjes ook wel alveolen genoemd. Binnenin de alveolen vindt de gaswisseling plaats. 

Dat betekend dat CO₂ wordt uitgeademd en O₂ wordt ingeademd. Dat gebeurd d.m.v. diffusie. Dat in- en uitademen gebeurd d.m.v. ventilatiebewegingen. 

De longen hebben een bepaalde capaciteit, dat heet de totale  longcapaciteit. In de lucht en in je longen is een bepaalde CO₂ en O₂ concentratie.  De vitale capaciteit is de totale longecapaciteit  min het residuvolume, ook wel de dode ruimte genoemd. In die ruimte blijft lucht hangen en die lucht kan nooit worden uitgeademd, wel wordt die lucht ververst door het ademhalen. Bij planten zijn de huidmondjes de longen want die zorgen voor de gaswisseling  bij de plant.